Ga naar de inhoud van deze pagina Ga naar het zoeken Ga naar het menu
Vorige pagina

De raad besluit

donderdag 7 november 2024

16:00
Locatie

Raadszaal gemeentehuis Raamsdonksveer

Voorzitter
M Witte

Agendapunten

  1. 1
    Opening
  2. 2
    Vaststellen agenda
  3. 3
    Primus bij hoofdelijke stemming
  4. 4

  5. 5

    Voorgesteld besluit

    Voorstel
    1. Kennis te nemen van de voortgang van de resultaten van de programmalijnen zoals opgenomen in de Najaarsnota 2024 hoofdstuk 3 Tussenrapportage 2024-2 onderdeel 3.1 Programma’s.
    2. In te stemmen met de financiële afwijkingen met toelichting van de exploitatie en investeringen zoals opgenomen in de Najaarsnota 2024 hoofdstuk 3 Tussenrapportage 2024-2 onderdeel 3.1 Programma’s.
    3. In te stemmen met de onttrekking uit en stortingen in de voorzieningen zoals opgenomen in de Najaarsnota hoofdstuk 3 Tussenrapportage 2024-2 onderdeel 3.2 Reserves en Voorzieningen.
    4. In te stemmen met de onttrekking uit en stortingen in de reserves zoals opgenomen in hoofdstuk 3 onderdeel 3.2 Reserves en Voorzieningen.
    5. In te stemmen met de wijziging van de volgende kredieten:
    a. Het krediet Snoekweg te verhogen met € 170.000;
    b. Het krediet OV: armaturen 2023 te verhogen met € 573, en vervolgens af te sluiten
    c. Het krediet OV: lichtmasten 2023 te verhogen met € 21.119, en vervolgens af te sluiten
    d. Het krediet Fietspad Groenendijk te verlagen met € 650.000
    e. Het krediet Vervanging GFT, restafval minicontainers te verlagen met € 200.000
    f. Het krediet Statenlaan riool te verhogen met € 25.000
    g. Het krediet DDHC Hockey renovatie zandveld te verlagen met € 168.258, en vervolgens af te sluiten met uitzondering van mogelijke SPUK-boekingen in 2024 en 2025
    h. Het krediet Voorbereidingskrediet vernieuwbouw gemeentehuis te verlagen met € 115.000
    i. Het krediet Ontvangstruimte te verhogen met € 115.000
    j. Het krediet Investeringen hard- en software te verlagen met € 20.500, en vervolgens af te sluiten
    6. In te stemmen met het opheffen van de reserves en het overhevelen van de saldi naar de vrije algemene reserve:
    a. De reserve noodfonds
    b. De reserve Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG)
    c. De reserve Stimuleringsfonds aanpassen eigen woning
    d. De reserve Dualisme
    e. De reserve Decentralisaties
    f. De reserve Doorontwikkeling Organisatie
    7. De begroting 2024 te wijzigen overeenkomstig punt 1 tot en met 5

  6. 6

    Voorgesteld besluit

    Voorstel
    1. De beleidsbegroting 2025-2028 vast te stellen;
    2. Het bedrag van onvoorziene uitgaven voor de begroting 2025 vast te stellen op € 65.000;
    3. De financiële begroting 2025 vast te stellen en daarmee:
    a. Het overzicht van lasten en baten en de toelichting per programma;
    b. De uiteenzetting van de financiële positie van de gemeente, inclusief de toelichting daarop;
    c. De onderbouwing van de reserves en de voorzieningen voor de jaren 2025 tot en met 2028;
    4. De voor 2025 opgenomen investeringskredieten beschikbaar te stellen;
    5. In te stemmen met de in paragraaf A “lokale heffingen” voorgestelde tariefwijzigingen bij de gemeentelijke belastingen en heffingen;
    6. In te stemmen met de (financiële) kaders voor de begrotingen van de verbonden partijen;
    7. Het voordelige begrotingssaldo van 2025 vast te stellen op € 4.000 en de nadelige begrotingssaldi van 2026 tot en met 2028 van respectievelijk € 3.360.000, € 3.780.000 en € 3.981.000 vooralsnog te onttrekken uit de Vrije Algemene reserve.
    8. De looptijd en werkingsduur van het meerjarenonderhoudsplan “Infrastructurele (kunst)werken” en “Baggeren / Binnenhavens” te verlengen tot en met 31-12-2025.

  7. 7

    Voorgesteld besluit

    Vast te stellen:
    a) de "Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2025”, zoals vermeld onder punt I;
    b) de "Verordening riool- en waterzorgheffing 2025", zoals vermeld onder punt II;
    c) de "Verordening onroerende zaakbelasting 2025", zoals vermeld onder punt III;
    d) de "Verordening precariobelasting 2025", zoals vermeld onder punt IV;
    e) de "Verordening havengelden 2025", zoals vermeld onder punt V;
    f) de "Verordening binnenhavengeld 2025", zoals vermeld onder punt VI;
    g) de “Verordening leges 2025”, zoals vermeld onder punt VII;
    h) de "Verordening lijkbezorgingsrechten 2025", zoals vermeld onder punt VIII;
    i) de "Verordening marktgelden 2025", zoals vermeld onder punt IX;
    j) de “Verordening tot achtste wijziging op de “Verordening Woonschepen Geertruidenberg 2016”, zoals vermeld onder punt X;
    k) de "Verordening toeristenbelasting 2025-2026", zoals vermeld onder punt XI;
    l) de "Verordening watertoeristenbelasting 2025-2026", zoals vermeld onder punt XI;
    m) deze verordeningen en besluiten na vaststelling bekend te maken en na bekendmaking in werking te laten treden.

  8. 8

    Voorgesteld besluit

    1. De financiële kaders voor de begroting 2026 van alle Verbonden Partijen vast te stellen, met uitzondering van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord, Beschermd Wonen en Geweld in Afhankelijkheidsrelaties en wel als volgt:
    a. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
    b. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
    c. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
    d. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
    e. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
    f. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
    g. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.
    2. Aan alle Verbonden Partijen, met uitzondering van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord, als aanvulling op de financiële kaders de volgende richtlijn mee te geven:
    De gemeente Geertruidenberg gaat enkel akkoord met de begrotingen 2026 van de Verbonden Partijen als daarin de nul-lijn voor 2026 wordt gehanteerd, tenzij afwijking van die lijn noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan wettelijk verplichte taken of door de gemeenteraad van Geertruidenberg vastgestelde beleidsdoelstellingen.
    3. De volgende aanvullende financiële richtlijnen vast te stellen voor de verbonden Partijen:
    a. Ten aanzien van de Regio West Brabant voor het Kleinschalig Collectief Vervoer geldt voor de vervoersprijs per eenheid een aanpassing aan de hand van de branchegerichte NEA-index. Verder worden de vervoerslasten begroot aan de hand van het geprognosticeerde gebruik van de vervoersvoorziening. Doorbelasting van kosten aan gemeenten en provincie vindt plaats op basis van realisatie.
    b. Ten aanzien van het Centrum voor Jeugd en Gezin geldt dat het uitgangspunt voor de begroting 2026 is dat een eventuele kostenstijging voor bedrijfsvoering of overhead alleen veroorzaakt wordt door indexering of door nieuw beleid, waar het bestuur van de regeling expliciet vooraf mee instemt.
    4. De beleidsinhoudelijke kaders voor 2026 voor de diverse Verbonden Partijen vast te stellen en wel als volgt:
    a. Ten behoeve van de Regio West-Brabant de volgende beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen: In de begroting 2026 wordt in heldere taal aangegeven:
    1. Welke doelen uit de strategische agenda en actieprogramma 2024 – 2028 in 2026 worden gerealiseerd en welke doelen in de periode 2027-2028 worden beoogd;
    2. Wat de financiële en personele inzet van de RWB hierbij is en welke aanvullende middelen (capaciteit en financiën) van de gemeenten worden gevraagd;
    3. Of, en zo ja op welke wijze er voor de uitvoering van de actieagenda samenwerking nodig is met de Stedelijke Regio’s, de Baronie-gemeenten en Rewin en hoe deze samenwerking wordt vormgegeven;
    4. Op welke wijze de verbinding met onderwijs en bedrijfsleven wordt gelegd bij de uitvoering van het actieprogramma.
    b. Ten behoeve van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant geen beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen;
    c. Ten behoeve van de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord de volgende beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen:
    1. De RAV waarborgt onder de Wet ambulancezorgvoorzieningen de kwaliteit en continuïteit van de ambulancezorg in heel haar werkgebied. De ambulancezorg dient blijvend te worden uitgevoerd zonder gemeentelijke financiële bijdragen;
    2. Het Meerjarenplan 2022-2025 van de RAV loopt tot en met 2025. De RAV betrekt bij de opstelling van het nieuwe meerjarenplan de stakeholders. Het nieuwe meerjarenplan komt tot uitdrukking in de begroting 2026;
    3. Het Landelijk Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0 bevat 26 indicatoren waarmee daadwerkelijk het niveau van de geleverde zorg wordt gemeten. Tijdigheid in het spoedvervoer is er hier één van. De indicatoren zijn onderverdeeld in zeven segmenten: Bereikbare en beschikbare zorg, Patiënt centraal, Veilige zorg, Professionaliteit, Samenwerken, Continue verbeteren en Basis op orde. De RAV informeert de gemeenten in haar begroting hoe zij voldoet aan het landelijke kwaliteitskader en de opgenomen indicatoren;
    4. De RAV is in 2024 gestart met de implementatie van de nieuwe urgentie-indeling ambulancezorg. De nieuwe indeling kent zeven in plaats van drie urgentieniveaus. De RAV verwerkt de nieuwe urgentie-indeling in haar begroting waarbij inzage in de responstijden op A0 en A1 (voorheen A1 en A2 ritten) behouden blijft. Uitgangspunt dient te zijn dat in het hele werkgebied de responstijd voor A0 ritten niet meer dan 5% wordt overschreden (melding-aankomst meer dan 15 minuten);
    5. In haar begroting geeft de RAV aan wat het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en de landelijke Beleidsagenda Toekomstbestendige Acute Zorg van VWS betekent voor de ambulancezorg in haar werkgebied. De beleidsagenda kent drie kernpunten: Kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg, Zorgcoördinatie en Samenwerking in de regio;
    d. Ten behoeve van de GGD West-Brabant de volgende beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen:
    1. De GGD geeft in kaders en Beleidsbegroting 2026 duidelijk weer met welke concrete plannen invulling gegeven gaat worden aan de in het beleidsplan 2023-2026 ‘Wij maken samen gezond gewoon’ opgenomen 4 ambities en laten ze hun 3 gezonde geluiden horen;
    2. Wij verwachten dat zij in samenspraak met de deelnemende gemeenten in 2026 een vervolg van het beleidsplan opstelt en presenteert;
    3. Gezien de afnemende financiële middelen in 2026 verwachten gemeenten beleidsmatige keuzes te moeten maken. Om deze keuzes gedegen voor te kunnen bereiden is meer gedetailleerd inzicht nodig in het aanbod en in de geleverde producten en kosten. Wij verwachten van de GGD dat zij deze informatie leveren;
    e. Ten behoeve van de Nazorg gesloten Stortplaatsen geen beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen
    f. Ten behoeve van de Wava/MidZuid de volgende beleidsmatige richtlijnen voor 2026 op te stellen:
    1. De wet- en regelgeving op het gebied van het bieden van werk aan mensen met een arbeidsbeperking is continu in beweging. We verwachten dat MidZuid anticipeert op de aanpassingen in de Participatiewet, de veranderingen in de regelgeving rondom het beschut werk en de veranderingen van de arbeidsmarktinfrastructuur. Deze veranderingen zien we graag op een adequate en efficiënte manier terug in de begroting 2026.
    2. MidZuid zet in op ontwikkeling zodat inwoners die vallen onder de Participatiewet zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers geplaatst worden. Hierbij dient zoveel mogelijk uitgegaan te worden van een arbeidsovereenkomst bij de reguliere werkgever. Bij inzet van een detacheringsconstructie is het uitgangspunt dat dit een tijdelijk karakter heeft.
    3. MidZuid houdt inzichtelijk welke activiteiten en risico’s verbonden zijn aan de afbouw van het huidige SW-bestand in combinatie met de opdrachtportefeuille en stelt maatregelen voor om nadelige financiële gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Dit kan ook betekenen dat bepaalde activiteiten worden verminderd, afgestoten of gewijzigd voor een optimaal maatschappelijk en financieel resultaat.
    4. De uitwerkingen van de strategische toekomstvisie worden opgenomen in de begroting 2026. Het streven hierbij is een meer stabiele en voorspelbare situatie in de financiële lasten voor MidZuid en de deelnemende gemeenten. Ook de consequenties voor de huisvesting worden hierbij meegenomen. Tot de besluitvorming worden investeringen in het gebouw beperkt tot noodzakelijk wettelijk onderhoud, behalve als het algemeen bestuur anders besluit.
    5. We verwachten dat MidZuid in afstemming met de ketenpartners en gemeenten zorgt voor passende leerroutes en ontwikkeltrajecten die aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt en de veranderende doelgroep waarvoor deze trajecten worden ingezet. We vragen MidZuid daarbij innovatief te werk te gaan, zodat recht wordt gedaan aan de uitdagingen rond de doelgroep.
    g. Ten behoeve van de regeling Regionaal Bureau Leren geen beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen;
    h. Ten behoeve van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant de volgende beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen:
    1. De omgevingsdienst is in 2024 gestart met de implementatie van het kwaliteitsmanagementsysteem in de organisatie. In de kaderbrief 2026 geeft de omgevingsdienst concreet aan op welke wijze de resultaten van het kwaliteitsmanagementsysteem en de doorontwikkeling van datamanagement en -beheer worden verwerkt in de (meerjaren)begroting 2026. Bijvoorbeeld door in het beleidsdeel van de begroting inzage te geven in de aanpak van de ontwikkeling van kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) voor de primaire processen (dienstverlening);
    2. Wij hebben de OMWB gevraagd om in 2025, samen met de deelnemers, de MWB-norm te herzien en te komen tot een nieuwe financieringsopzet. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de rapportage ‘Financieringssystematiek omgevingsdiensten’ vastgesteld op 20 juni 2024 door het bestuurlijk overleg Interbestuurlijk Programma Versterking VTH (IBP VTH) en het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader (GUK). Het proces om tot een nieuwe financieringssystematiek te komen wordt in de Kaderbrief 2026 beschreven en ook de (potentiële) gevolgen voor de (meerjaren)begroting 2026 en verder;
    i. Ten behoeve van het Centrum voor Jeugd en Gezin geen beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen;
    j. Ten behoeve van Beschermd Wonen geen beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen;
    k. Ten behoeve van Geweld in Afhankelijkheidsrelaties geen beleidsmatige richtlijnen voor 2026 vast te stellen.

  9. 9

    Voorgesteld besluit

    1. De heer Eric Dammingh met ingang van 1 december 2024 aan te wijzen als plaatsvervangend griffier van de gemeente Geertruidenberg

  10. 10
    SLUITING